Karel en Nelly: Boslandbouw aan de Esberg

Nelly Vermeeren en Karel Lenaerts baten al enkele jaren de Esberg uit: een plek waar jeugdbewegingen op weekend of op kamp kunnen komen. In een niet zo ver verleden was Karel ook schepen van ons dorp. Eerder experimenteerden ze al met de teelt van soja, quinoa en kikkererwten. Sinds kort pakken ze het anders aan: op zo’n 300 are grond startten ze met een boslandbouwproject, een agroforestry-boom- en fruitgaard.
Dinsdagmiddag zakten een veertigtal mensen uit Vlaanderen af naar de Esberg op uitnodiging van het Consortium Agroforestry.

Rutger Tailleu: “Met het Consortium nodigen we jaarlijks geïnteresseerden uit om kennis te maken met de agroforestry. In Vlaanderen is elke lap grond kostbaar. Daarom is een hoge productiviteit belangrijk, maar ook de ecologische aspecten en de klimaatweerbaarheid. Agroforestry is op dat vlak veelbelovend: het is een landbouwsysteem waar bomen of struiken gecombineerd worden met een landbouwgewas of -dieren op eenzelfde perceel.”
“Het consortium groepeert acht organisaties: ILVO Vlaanderen (het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek), de Bodemkundige Dienst van België, het onderzoekscentrum Inagro, Boerennatuur Vlaanderen, BOS+, Wervel, Universiteit Gent en het Praktijkpunt Landbouw. Samen onderzoeken we de mogelijkheden en de kansen van agroforestry in Vlaanderen. We ondersteunen ook landbouwers en koppelen terug met het beleid. We organiseren regelmatig zo’n infomiddag als vandaag.”
“Waarom we dit project wilden voorstellen? Karel en Nelly geven hier een boeiende aanzet tot regeneratieve landbouw. En dat is het bekijken waard. We koppelen die rondleiding aan enkele infosessies over agroforestry, ons kennisloket en mogelijke subsidiëring.”

Nelly: “We wonen al een tijdje in de Esberghoeve. We hebben al 20 jaar een jeugdverblijf met zo’n 50 bedden. Daarnaast hebben we ook nog terreinen voor tentenkampen van jeugdbewegingen. Ons boslandbouwproject staat daar niet los van: we willen jonge mensen in contact brengen met de natuur en de landbouw, en hen warm maken voor de biodiversiteit.”
“In de schoolvakanties hebben we daarnaast ons Scharrelkinderen-project: dagkampen voor een 25-tal avontuurlijke kinderen, die we zo in contact brengen met het bos, onze boom- en tuingaard. Soms komen er ook klassen met lagereschoolkinderen langs. Laatst deden we daarmee mee aan Onderbroek Ondergronds, waarbij we met een begraven onderbroek het bodemleven onderzochten.

Karel: “Het is misschien goed dat ik even de geschiedenis van deze plek vertel. We zitten hier in de Noorderkempen, op de Heikant aan de Esberg. Je hoort zo al aan de streeknamen dat we wat verder van het dorp liggen, op gronden die pas laat ontgonnen werden. Voorheen vond je hier eeuwenlang heide en woest land. Met de Esberg zitten we juist op de scheiding van de stroomgebieden van de Mark en het Merkske. Het regenwater dat hier in de grond sijpelt, komt in de kwelgebieden van beide rivieren weer naar boven.”
Arme grond
“We zitten hier op oude zandgronden. Op een diepte van 60-80 cm daaronder vind je schurftlaag, die Kempense boeren maar al te goed kennen: conglomeraten van ijzerzouten waarop in de winter het water blijft staan, en ’s zomers uitdroogt. Organisch materiaal dat je aan de oppervlakte toevoegt, verteert zeer snel en geeft weinig voedsel af.”
“Tussen 1830 en 1930 werden hier naaldwouden aangeplant. Na 1930 begon men de grond te bewinnen. In 1933 kocht een rijke familie deze grond, en verhuurde de schuur aan een boer en zijn gezin. Dat vertrok in 1950. De grond bracht weinig voort, en niemand had interesse om die over te kopen.”
“Na 1960 veranderde dat, met de komst van de intensieve veeteelt. Hier in de streek kwamen er varkens, kippen en vee. De komst van de drijf- en de kunstmest zorgde voor een omslag; de akkers stegen in waarde. De grond was slechts een substraat, aanvankelijk begraasd door koeien, later bezaaid met mais of aardappelen.”

“Nu staan we terug voor een keerpunt: de milieunormen worden met de opeenvolgende MAP-actieprogramma’s alleen maar strenger. Ik vrees dat onze arme zandgrond – in tegenstelling tot de rijkere leemgrond elders in Vlaanderen – mettertijd te weinig kracht heeft om nog iets voort te brengen.”
Uitproberen
“Met ons project willen we eerst en vooral proberen aan te tonen dat ook op deze zandgrond een volwaardig landbouwsysteem mogelijk is, met een opbrengst aan noten en fruit, en we de biodiversiteit kunnen verhogen. We hopen op termijn dat het veld een zodanig krachtig ecosysteem wordt, dat we geen pesticiden, herbiciden of kunstmest moeten toevoegen.”
“Het voormalige grasland lieten we vorig jaar inzaaien met grasklaver. Dat omheinden we met een inheemse haag. Die zorgt voor een microklimaat. We lieten ook nog IOK-compost inwerken, en we voegden dit jaar nog 70 ton mineraalgruis toe om de planten de kans te geven zo diep mogelijk te wortelen. Daarom lieten we ook een landwerker de schurftlaag onder de plantstrook doorbreken. Op het voormalige grasland staat nu een grote variëteit aan noten, groot- en kleinfruit, en andere gewassen. Er zijn ook nog enkele akkerstroken.”
“Wat de buren ervan vinden? Ze zijn samen met ons benieuwd. We krijgen wel veel positieve reacties. In landbouwmiddens maken mensen hun eigen gedacht. Hoe meer mensen, hoe meer meningen, hoe beter. Als we samen op het laatst maar open naar de resultaten kunnen kijken.”
Onverwachte waterstand
“We hopen dat het een productief landbouwproject wordt. Op dit moment zijn we vooral bezorgd om alles tot leven te krijgen. De abnormaal hoge waterstand de vorige maanden, die onmiddellijk opgevolgd werd door de hitte, heeft wel wat schade toegebracht aan de aanplant.”
“Ons project druist in tegen de klassieke monocultuur. We kozen voor een grote variëteit aan noten en fruit. We denken aan een model waarbij bijvoorbeeld gezinnen die zelf kunnen komen oogsten. Zo kunnen we die oogstkosten uitsparen, en maken we de keten korter, zodat er misschien wat voor de boer overblijft.”
“Ons experiment met zelfgeteelde soja, quinoa en kikkererwten ging vrij goed, al ging de verwerking moeizaam: loonwerkers hebben niet direct het nodige materiaal om die te oogsten, zodat er veel handenarbeid bij kwam kijken. Dat zorgt voor een duurder product dan bijvoorbeeld de kikkererwten die in de Antwerpse haven geleverd worden. Maar de eiwitteelt blijft voor ons belangrijk.”

De aanleg van de boom- en fruitgaard werd mee uitgevoerd door de firma Fruitzforlife van Sjef Van Dongen. Die werkte een tijd in de agro-industrie, maar ook een tijdlang in Brazilië aan een voedselbos. Daar kwam hij tot het inzicht dat er een duurzaam landbouwconcept schuilt in het verenigen van bomen en landbouw. Dat was daar een logische, natuurlijke stap. “Een boom moet je maar een keer planten, die brengt vruchten voort en verbetert het bodemleven. De landbouw in Europa zit in een impasse, en agroforestry biedt mogelijk oplossingen.”

Sjef: “Het perceel hebben we hier in twee gedeeld. Het A-perceel ligt wat hoger, en hadden we wat droger ingeschat. Onze bomenkeuze hebben we daaraan aangepast: zo hebben we kastanjes aan de ene kant, walnoten aan de andere kant. In halve cirkels plantten we een bomenrij aan, vervolgens een rij halfstammen, en dan een bessenrij. Telkens zit daar vijf meter tussen. Die wordt weer opgevolgd door de halfstammen en de bomen, zodat er qua hoogte een golvend beeld ontstaat. Zo krijgen alle soorten voldoende zon. Op die vijf meter brede stroken is eventueel nog een extra teelt van bijv. pompoenen mogelijk.”








“Elke rij hebben we eerst aangeplant, en dan aan twee zijden bedekt met een 50 cm brede worteldoek. Op elke rij kwam ook een druppelleiding. Daarover ligt een dikke laag houtsnippers. We kozen daarvoor omdat het het onderhoudswerk sterk reduceert. Je hebt geen gif nodig om onkruid te bestrijden en je hebt evenmin schoffelwerk. Die worteldoek is vrij duur, maar kan je na twee jaar hergebruiken. Die houtsnippers zorgen er ook voor dat de ondergrond zo’n tien maal vochtiger blijft dan de bodem errond. Tussen die rijen werkt de klaver als geïntegreerde stikstofbinder.”
“We kozen voor een heel gamma vruchtdragende planten: kweepeer, perzik, vlier, krenten, Japanse peren, kaki’s, moerbeien… Dat deden we niet enkel op basis van de grond waarop ze kwamen, maar ook met het oog op een hoge productie. Sommige fruitsoorten daarvan zijn niet zo lang houdbaar, maar dat past ook in het concept dat de consument zich vlakbij bevindt. In de bomenrijen vind je vooral hazelnoot, kastanje en walnoot.”
“Op elke rij wisselen we om de vijf planten met een andere soort. Dat deden we om te vermijden dat ziektes een hele rij zouden aantasten.”

“Waarom we die cirkelvormig plantten? Op een rond stuk passen meer bomen dan op rechte lijnen. We gingen er ook wat van uit dat we als mensheid minder rechtlijnig moeten leren denken over de natuur. Maar het oogt ook gewoon mooi.” Karel: “Voor ons is het leuk om er dag in dag uit te werken. Het is goed te managen.”
Sjef: “Dit eerste jaar hopen we dat er zoveel mogelijk planten overleven. We vermoeden dat in het derde jaar de groei zich manifesteert. Snoeien hoeven we niet te doen. Het ergste dat daardoor kan gebeuren, is dat je een tak kwijt bent. Dat risico loop je ook met snoeien, en daarbij kan je ook makkelijk ziektes overdragen. Binnen 10 à 15 jaar moet de productiviteit op het maximum zitten. Dat is een hele tijd. Die zou je commercieel eventueel kunnen overbruggen met tussenteelten die je aanlegt op de tussenstroken.”
Karel: “We merken ook de biodiversiteit het hoogst is aan de randen van het domein. Daar wemelt het leven met hazen, reeën… Die reeën komen meer af op de klaver dan op de aanplant. Vorig jaar hebben we ook nestkasten geplaatst voor de kerk- en de bosuil. Dit jaar hebben we daar uilskuikens in. Die kunnen voortaan de muizen bestrijden.”