Vorige week was het in het nieuws: onze Vlaamse grond verhardt zienderogen. Er kwam meer steen en beton, en dat zorgde voor minder natuurlijke grond. Sinds 2013 kwamen er dagelijks meer dan 5 hectare steen of beton bij. Jawel, dat is zo’n 50.000 mยฒ per dag. Of 10 voetbalvelden. En dat terwijl er eigenlijk in Vlaanderen niet meer extra verhard zou mogen worden.
Het druist helemaal in tegen de doelen die de Vlaamse Regering zich in 2016 stelde. In die bouwshift nam Vlaanderen zich twee dingen voor tegen 2050:
- dat er in de Vlaamse woon- en industriegebieden niet mรฉรฉr verharding bijgekomen mag zijn dan in 2015, รฉn
- dat in natuur- en landbouwgebied er 20% verharding moet verdwenen zijn.
Vlaanderen heeft nu een verhardingsgraad van zowat 15 procent. Dat is tien keer zo veel als gemiddeld in Europa.
Onschuldig?
Meer verharde oppervlakken zoals wegen, gebouwen en parkings. Op het eerste gezicht lijkt dat onschuldig, maar de gevolgen van bodemverharding zijn verstrekkend en rampzalig voor mens en milieu.
Een van de grootste problemen is wateroverlast. Verharde grond laat geen water door, waardoor regenwater niet meer in de bodem kan sijpelen. Dit zorgt voor overstromingen.
Bovendien creรซren verharde oppervlakken een hitte-eilandeffect. In de zomermaanden warmen die oppervlakken enorm op, wat kan leiden tot hittestress bij mensen en dieren. Planten kunnen in deze extreme temperaturen niet overleven, wat de biodiversiteit in de omgeving aantast.
Verder heeft bodemverharding een negatieve impact op de luchtkwaliteit. Verharde oppervlakken stoten meer stof en fijnstof af, wat kan leiden tot luchtwegaandoeningen.
Ook de landbouw ondervindt de gevolgen van bodemverharding, want er gaat steeds meer waardevolle landbouwgrond verloren.
Harde cijfers
Vorige week kwam het nieuwe Betonrapport uit. Natuurpunt en Breekijzer (een netwerk van verenigingen die rond ontharding werken) lijstten de cijfers op van de verharding in elke gemeente tussen 2013 en 2021. Dat deden ze samen met onderzoekers van Hogeschool Gent.
Ook voor Merksplas
Bovenaan zie je hoe onze oppervlakte verdeeld is in harde en zachte bestemming. We wonen landelijk en groen, en dat zie je.
Daaronder vind je onze verhardingsgraad. Die ligt in stedelijk gebied begrijpelijk vaak hoger. In de rangorde liggen we daarom onder de middenmoot.
Dat is anders bij de verharding per inwoner: met onze 632 mยฒ/inwoner zitten we bijna in de Vlaamse top tien.
Ook onze verhardingssnelheid ligt een stuk boven het Vlaamse gemiddelde. Opvallend is dat de verhardingssnelheid tussen 2013 en 2021 2,5 maal zo snel ging in ‘zachte bestemming’. Vermoedelijk ging het dus vooral om serres en stallen โ en zitten we samen met omliggende gemeenten als Hoogstraten, Ravels en Rijkevorsel in dezelfde categorie. vrtnws: “Nergens anders in Vlaanderen dan in de Noorderkempen verdwijnt er zo snel landbouwgrond onder beton.”
Werk aan de winkel
Met dit betonrapport hebben we ook een idee wat we moeten doen om tegen 2050 aan de doelstellingen te beantwoorden: 15 ha grond ontharden in ons woongebied, en zo’n 90 ha in landbouw- en natuurgebied.
โActies zoals tegelwippen zijn sympathiek,โ zegt HoGent-onderzoeker Peter Lacoere in de Standaard, โmaar daarmee halen we het niet. Het moet grootschaligerโ.
In het Betonrapport worden wel een aantal aanbevelingen opgesomd voor lokale besturen. Dat ze bijv. de Vlaamse onthardingsdoelstellingen in het eigen Lokale Ruimtelijke Beleidsplan moeten vertalen. Met tussentijdse doelen, en met meer ambitie daarin op korte termijn. Of dat ze Vlaamse initiatieven moeten ondersteunen om overtollige of slecht gelegen bouwgronden te neutraliseren. Of dat ze de ontwikkeling
van overtollige en slecht gelegen woonreservegebieden moeten voorkomen door consequent gebruik te maken van de โstolpโ, een nieuw ruimtelijk instrument dat de Vlaamse wetgever in 2023 specifiek voor deze problematiek lanceerde.
Misschien vinden we de volgende tijd van die aanbevelingen al wel wat terug in de verkiezingsplannen.