Het hart van de paasboodschap

Een blauwe hemel en een gele zon. Paaszondag had echt alles mee. Zelfs onze pubers wilden nog eens paaseieren zoeken met het rieten mandje van weleer.
Aan niets ontbrak het in deze nostalgische droom. Over wederopstanding en hoop werd niet gesproken. Zo diep ging het nu ook weer niet. Maar dat was buiten Balou gerekend, onze rosse kater. Hij kwam ons bedeesd achterna in de tuin waar de tocht naar chocolade-eieren hilarisch werd.
Een beetje diepzinnig was onze kater altijd wel geweest. Maar deze ochtend oversteeg onze rosse zichzelf. Hij duwde ons willens nillens in het hart van de paasboodschap. Op zijn eigen beestige manier weliswaar. We zagen hem plots gek springen. Van hier naar daar en nog eens, waarna hij met grote ernst niet meer bewoog. Onder zijn klauw zat een grote kikker geprangd. Klaar om te sterven. Klaar voor de reis naar de eeuwige kikkerdril.
De eieren verloren abrupt hun aantrekking. De kikker moest bevrijd worden, vond de oudste dochter. En zo kwam er een reddingsoperatie. De groene kikker werd levenloos onder de scherpe klauwen weggetrokken en wat verder in het gras gelegd. In waardigheid. Balou werd vergeven, want zo was de natuur nu eenmaal. Terug naar de chocolade-eieren.Â
Maar dan gebeurde het. De kikker sprong plots weg. Haastig en hoog. Van dood naar levend. Dit kon geen toeval zijn. Dit moest Pasen zijn!