Dagboek 15 augustus 2007

Vandaag heb ik mijn oude dagboek van 2007 onder het stof vandaan gehaald.
Gisteren kwam Ann Peuteman, journaliste bij Knack in Merksplas praten over haar geliefde onderwerp. De voorbije jaren heeft ze zich verdiept in het thema ‘ouderen’. Ze schreef er tientallen artikels en drie boeken over. ‘Grijsgedraaid’ gaat over de rechten van ouderen, ‘Verplant’ over de woonzorgcentra en nu is er dus ook ‘Rebels’.
Ik was zo erg geraakt door haar lezing, dat ik even terug in de tijd wou vertoeven. Ik laat jullie meelezen in mijn persoonlijke gedachten over wat ik voelde toen ik mijn moeder ging bezoeken in het rusthuis:
Mijn moeder vertoeft al enige tijd in het rusthuis. Tegenwoordig noemt men dat een woonzorgcentrum. Het is vandaag Moederdag, een dag waarbij iedereen zijn mama eens in de bloemetjes zet.
Commercieel gedoe dicteert me alleszins niet. Met lege handen kom ik deze voormiddag aan bij mijn moeder. Ik wil gewoon bij haar zijn met mezelf.
Bij het betreden van de trap hoor ik hemelse klanken vanuit de kleine kapel. De bewoners vieren hun hoogdag met gezangen. De pastoor komt ook mij een zalige hoogdag wensen. Ik wens hem ook het beste toe, wat dat ook moge betekenen.
Vastgesnoerd in een stevige stoel zit mijn eenzame moeder te slapen buiten de kapel. Haar ingezakte schouders torsen met moeite haar voorbije leven. Herkenning is er weinig of niet. Haar bleke handen trillen lichtjes. Al die passiviteit wordt gedicteerd door haar dementie. Een onschuldig herseninfarct maakte een eind aan al haar activiteiten. Ik maak haar los en haar mond tovert een flauwe glimlach. Ik duw haar in de rolstoel naar haar kamer.
Woelig
Ze slaapt weer verder. Haar bed is erg overhoop gehaald en met veiligheidsplanken versperd. Dus mijn vermoeden wordt bevestigd dat hier de voorbije nacht weer een woelig spektakel te beleven was. Blauwe plekken op armen en benen verraden nachtelijk vertier op en naast het bed. Morgen moet de schrijnwerker alweer een plank komen bijstellen wegens een fatale breuk. Mijn moeder bezÃt nog een ongelooflijke kracht om zich te wapenen tegen de dood die haast dagelijks met haar een praatje komt maken. Kinderlijk kijkt ze me aan.
Ik geef haar de Humo van enkele weken terug en ze scheurt een blad met de kop van Yves Leterme in stukken. In haar leven was zij altijd met politiek begaan en elke discussie kon rekenen op haar gemotiveerde argumentering. Dan steekt ze de stukjes papier in haar mond en begint duchtig te kauwen op de politieker van haar strekking. Ze spuwt nadien met moeite elke letter uit.
De tijd bonkt tegen mijn hoofd. Hij slaat mij tegen de muur en doet mij janken als een klein kind. Ik heb het gevoel dat iemand mij in de maling neemt.
Lach maar met me, ik weet me geen raad meer. Ik snak naar adem, die ik haast niet meer te pakken krijg.
De slinger van de tijd
Mijn moeder is mijn kind geworden en ik kan niet meer bij haar zijn als vroeger. Het loopt tegen de middag aan als ik haar naar de eetzaal rijd. Een feestmaal zal het zijn op deze heugelijke dag. Op elke tafel staan vaasjes met kleurige bloemen… voor de moeders van lang geleden.
Ik moet nu naar huis, want daar wachten bloemen voor mijn moederdag. Onze kinderen stuurden een berichtje om te melden dat ik hen mocht verwachten. Ik word vermorzeld tussen verleden en toekomst. Heen en weer gaat de slinger van mijn tijd. Heel misschien is mijn heden ook al voorbij.
‘k Droog mijn tranen nu maar … ik wil niet dat jullie die zien.