Columns

Van d’n Ollander (4): In de wachtkamer …

Wennen aan Merksplas

In de wachtkamer bij de dokter zag ik deze tekst: “Tarieven remgelden (= eigen opleg)”. Daar heb ik een tijdje naar zitten staren, maar het is me niet helemaal duidelijk. Hoezo “eigen opleg”? Enfin, ik ben toch bij de dokter, dus dan vraag ik het wel even.

Als Vlaming, maar ook als Hollander kun je geluk hebben met iets. Dan val je in de boter. De Hollander doet dat met zijn neus en de Vlaming met zijn gat. Kennelijk vallen we anders …
Maar gelukkig wel in dezelfde soort vettigheid dat hebben we dan toch maar mooi gemeen. Maar hoe zou zoiets nou ontstaan zijn? Heeft iemand dat bedacht? Zo van: “Alsjeblieft niet met mijn neus! Doe liever mijn gat maar.” Wellicht iemand die last had van aambeien?

Wat me ook is opgevallen is dat de Vlaming en de Hollander zich nogal verschillend uiten als ze iemand erg aardig vinden. Een Vlaming zegt dan bijvoorbeeld dat hij een “boontje voor iemand heeft” of “ik zie oe gêrre” (deze spelling is mijn eigen interpretatie). Zeg dat in Nederland en ik garandeer je dat je geen start van een mooie relatie teweegbrengt. Zeg in Nederland “ik hou van je” en de kans is veel groter.

Nog iets wat me opvalt, is dat je over iemand die arm is, kunt zeggen: “Hij heeft geen cent”. In Nederland een bekende uitdrukking. Maar kennelijk ook in Vlaanderen. Maar er zijn toch nooit centen geweest in Vlaanderen? Wel centimes, maar geen centen.

En dan toch die uitdrukking met centen. Kortom, ik verveel me nooit op taalgebied sinds ik hier woon. Elke dag weer een nieuwe verrassing en ik zie dat als cadeautjes.

Tot slot wil ik je dit keer met een Rotterdams uitdrukking kennis laten maken. Rotterdam is mijn geboortestad en de taal daar is direct, soms hard, vaak inventief, maar altijd wel duidelijk.
Er zijn vele voorbeelden, maar eentje wil ik je niet onthouden. Als je aan iemand die je niet zo heel erg goed kent, vraagt of zijn grootvader nog leeft, zou hij best zo kunnen antwoorden: “Die leg al jaren tulpen omhoog te douwen”.
“Leg” is trouwens geen tikfout. Rotterdammers halen ‘liggen’ en ‘leggen’, maar ook ‘kennen’ en ‘kunnen’ door elkaar. Hoe zou dus best kunnen dat een Rotterdammer aan je vraagt: “Ken het dat ik jou kan?”

Ga maar eens een jaar of twee in Rotterdam wonen, ga je vanzelf dit soort stukjes schrijven over lokaal taalgebruik.

Reageer

Back to top button