Dikke Freddy in de gevangenis van Merksplas
Gisteren trakteerde de bib de gedetineerden van Merksplas op een lezing van schrijver Erik Vlaminck. De bib zorgde voor koffie in felgekleurde plastic Ikea-bekertjes en taart. Maar veel tijd om daarbij over koetjes en kalfjes te kletsen was er niet, want om 18 u. was er in het lokaal van de gevangenis al de volgende Bootcamp-fitnesstraining.
Erik Vlaminck liet zich niet opjagen en verwelkomde hartelijk een twintigtal mannen. “Ik ben waarschijnlijk de oudste hier, of is er iemand ouder dan 71? Misschien kennen jullie me niet. Ik wou als kind vroeger schrijver worden, of coureur. Het is het eerste geworden.”
Brieven vol verontwaardiging
Hij vertelt kort over zijn loopbaan: Vlaminck werkte bijna 10 jaar in de psychiatrie in Mortsel, en nadien 10 jaar met daklozen in de buurt van het Antwerpse Sint-Jansplein. En toen kreeg hij de kans om columns te schrijven. Dat deed hij als Dikke Freddy. “Ik schrijf die columns enkel als ik me kwaad maak. Dikke Freddy schrijft brieven naar ministers of naar de koning. Jonge mensen worden wat kregelig van het bijvoeglijk naamwoord ‘dikke’, maar in mijn hoofd is Dikke Freddy altijd mager geweest. Ik kende vroeger Dikke Swa, en die was zo mager dat als je er een brood naar gooide, het gesneden terugkreeg.”
Vlaminck leest enkele brieven van Freddy voor. Eentje aan toenmalig minister van armoedebestrijding Benjamin Dalle, aan Bart De Wever … Telkens geestig, over grote en kleine problemen die Dikke Freddy eenvoudig en schrander oplost.
Gegniffel in de zaal. “Is dat echt gratis, naar de koning schrijven?” “Natuurlijk. En je krijgt altijd antwoord terug, al is het vaak hetzelfde. Maar zal ik jullie nog een goede tip geven? Als je geen geld hebt om postzegels te kopen, schrijf je het adres van de bestemmeling op de achterkant van de enveloppe, en het jouwe op de voorkant. Omdat er geen postzegel op zit, stuurt de post die terug naar de afzender. Ik verstuurde zo mijn kerstwensen in december.” (lacht)
En Vlaminck diept weer wat columns op. Een brief aan toenmalig minister Mieke Vogels, over de zenders die 10 ooievaars van Planckendael kregen, elk aan 120.000 frank per stuk. Zo kon men hun trektocht volgen. Of Freddy van Vogels niet het geld van 1 ooievaar kan krijgen (waarvoor hij haar maandelijks zal berichten over zijn trektocht), en of ze het geld van de 9 andere dieren niet kan besteden aan meer personeel in interneringsgestichten?
Over muren, vergeetputten en Van de Velde
“Weet je waarom de muren hier zo hoog zijn?” vraagt een gevangene. “Niet omdat we zouden kunnen ontsnappen, maar wel omdat de mensen niet naar binnen zouden kijken.”
“Heeft Dikke Freddy ook in den bak gezeten?”, vraagt iemand. “Ik ben al in heel wat gevangenissen geweest”, zegt Vlaminck. “Ik blijf verbijsterd over hoe ze hier in België van gevangenissen vergeetputten maken, en dat er al zolang niets aan gedaan wordt.”

Vlaminck vertelt het tragische verhaal van journalist Roger Van de Velde (1925-1970). Als maaglijder raakte hij verslaafd aan Palfium. Hij stal daarom een boekje doktersvoorschriften, en belandde o.a. in de gevangenis van Merksplas. Hij schreef daar onder meer Galgenaas, over de personages die hij daar ontmoette. “Van de Veldes boeken werden vertaald in het Duits, het Turks, het Oekraïens …, maar in zijn eigen land blijft hij vrijwel onbekend. Dat boek zou een mooie plek moeten hebben in jullie gevangenisbib.”
Hij leest er nog een fragment uit voor. “Weet je, heel wat schrijvers voerden actie om Van de Velde uit de gevangenis te krijgen. Hubert Lampo, Walter Van den Broeck … Een maand na zijn definitieve vrijlating kreeg hij nog de Arkprijs voor het Vrije Woord. Een week later stierf hij, op een caféterras in Antwerpen.
Het werd even stil, en Vlaminck keek op zijn klok. Tijd om af te ronden: de schrijver schudde nog handen van enthousiaste mannen. De fitnesstrainster was al druk in de weer met haar materiaal. Bewakers haalden hun groepen weer op.
Interview
We praatten nog verder na met Erik Vlaminck. Over zijn werk, vriendschap, de kracht van ergernis en humor …
Lees het in: “Ik schrijf over gewone mensen. Dat is het enige wat ik kan.”



