
In de Bevrijdingsstoet van 1945 wordt de klokkenroof herdacht in een praalwagen van het Dorp.
De Sint-Willibrorduskerk
De Sint-Willibrorduskerk en haar parochie kent al een lange geschiedenis. Wanneer de wijding van het allereerste kerkje in Merksplas plaats had, is niet bekend. Wel weten we dat in 1155 de toenmalige pastoor Wouter Van den Dijke zijn kerkje heeft overgedragen aan de abt van de Sint-Michielsabdij in Antwerpen. Deze norbertijner- of premonstratenzerabdij is in 1124 gesticht door de heilige Norbertus zelf, aan de oevers van de Schelde. Tot aan de Franse Revolutie in 1789 kent Merksplas enkel ‘witte’ pastoors en onderpastoors, naar het witte habijt dat de norbertijnen dragen.

Het eerste kerkje is zo goed als zeker opgetimmerd uit hout. Pas in de 15de eeuw wordt in de Kempen gestart met het bouwen van kerken uit baksteen. Vaak is de kerk ook het eerste stenen gebouw in een dorp. In Merksplas wijdde de bisschop in 1447 het eerste stenen kerkje. Naast het kerkje wordt een houten toren opgetrokken met daarin de zgn. tiendenklok. Op een stenen toren is het nog wachten tot 1777: een vierkant bouwwerk zonder vorm of stijl.
In 1871 wordt gestart met de bouw van een volledig nieuwe kerk in neogotische stijl.
De klokkenroof
Tijdens de bezetting in de Eerste en de Tweede Wereldoorlog heeft het Duitse leger een tekort aan metalen om wapens en vooral munitie mee te maken. Alle soorten metaal worden opgevorderd, zowel bij bedrijven als bij de gewone burgers.
Voor de productie van granaathulzen zijn de Duitsers vooral op zoek naar koper. Notaris Constant De Wolf wordt zelfs verplicht de koperen bollen van zijn bedstijlen te schroeven en in te leveren tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De kerkklokken zijn ook van koper gemaakt. In de Eerste Wereldoorlog zijn ze nooit opgeëist, maar 30 jaar later worden ze wel weggehaald. In juli 1941 maakt de Duitse overheid een inventaris van alle klokken in het land. Vanaf februari 1943 worden de klokken van alle kerken in beslag genomen.
Op Goede Vrijdag 1944 is het de beurt aan Merksplas: de twee grote klokken – de Sint-Willibrordusklok (1.040 kg) en de Mariaklok (700 kg) – worden uit de toren gehaald en weggevoerd. De dag voordien, op Witte Donderdag, hebben de klokken de hele dag geluid. Als teken van protest kwamen vele parochianen om beurt de klokken luiden.
Klokken in beslag
De kleine klok bleef alleen achter, maar was ook beschadigd. In het dorp was het heel stil geworden: geen klok om het uur te melden, geen klok om te luiden bij een huwelijk of begrafenis. Zelfs toen het dorp bevrijd werd eind september 1944, bleef het stil. Pas op zondag 28 april 1946 weerklinkt opnieuw het geluid van het ondertussen herstelde klokje in de kerktoren.
De twee grote klokken zouden nooit weerkeren: zij waren naar Hamburg gevoerd waar ze op 2 mei 1944 zijn gesmolten en verwerkt.
De praalwagen van het Dorp

In de Bevrijdingsstoet van 1945 wordt de klokkenroof herdacht in een praalwagen van het Dorp. Dat de opeising en het gebruik van kerkklokken niet tot de overwinning heeft geleid, wordt kracht bijgezet met de leuze: ‘Wie met klokken schiet, wint den oorlog niet’.
Op zondag 20 juni 1948 worden twee nieuwe klokken feestelijk ingehuldigd.