Herman Eelen en de levensduur van jongensdromen
Was het de suizende wind langs de oren? De opwindende snelheid die de machine hem gaf? De geur van de tweetakt? De schoonheid van de dingen? Het was alleszins moeilijk onder woorden te brengen. Maar Herman Eelen maakte van zijn passie een beroep, zonder dat het vuur met de jaren uitdoofde. Hij heeft nog die schittering in de ogen als hij over motoren praat, maar net zo goed als het gaat over zijn blikken sigarendoosje.
“Het begon allemaal bij mijn neefjes, die naast onze grootmoeder woonden. Ze hadden er een brommer, en ik zou erop mogen rijden. Ze hadden me wel uitgelegd hoe ik kon vertrekken, maar niet hoe ik de machine kon stoppen. Het bleek een lang tuinpad, maar niet lang genoeg om me te redden. De brommer belandde in de haag, en ik tuimelde erover. Zo kwam ik onzacht terecht op het kerkhof van Rijkevorsel, maar zonder veel erg.”
“Thuis was het duidelijk: daar kwam geen brommer binnen. Maar de buurman, die in verzekeringen deed, had nog twee onbruikbare NSU Quickly’s staan. Ik was een jaar of twaalf, en samen met mijn vader maakten we van die twee een opgelapte machine. Die staat hier nu nog altijd in mijn verzameling.”
Sleutelen was het leven
“Mijn vader was als boer wel wat technisch onderlegd. Ik leerde van hem veel met mijn ogen, maar ik was soms wel wat overmoedig. Ik sleutelde heel graag aan motoren. Zo had ik er bij eentje de cilinder afgehaald, omdat die dan sneller zou rijden. Dacht ik. Toen ik die herhaaldelijk probeerde in gang te duwen, vloog die plotseling in brand. Ik panikeerde en riep thuis om hulp, maar ons moeder reageerde nogal laconiek: “Blust ‘m dan, hé.” Een emmer water erover, en ik haalde de motor er weer uit. Wat later werkte alles zoals het moest. Ik leerde er mijn zus nog op rijden, net zoals ik het had geleerd. Zij kwam tegen de deur van het varkenskot terecht.”
“Wat later gaf mijn tante me een brommer. Die reed dan weer beter dan de vorige. Ik kocht nog een Flandria, die ik helemaal uitkleedde zodat die wat sneller kon. In het Rijkevorselse Koekhoven hadden we met een paar jongens een crossterrein aangelegd. Mijn brommer was er eigenlijk niet voor geschikt, maar samen haalden we er de motor uit en maakten er een crossbrommer van.”
“Op mijn 16de kreeg ik een Sparta: een brommer voor op de baan. Die ging voor geen meter vooruit, zelfs niet door eraan te sleutelen. Ik volgde intussen autotechniek in de Turnhoutse Zandstraat. Als ik er dat jaar door was, mocht ik van mijn ouders een brommer kiezen: dat werd weer een Flandria 49cc.”
“De volgende werd een Yamaha van mijn broer. Die heb ik na 45 jaar hier nog staan. Zo begon ik stilaan machines te verzamelen. Er kwam een Suzuki bij, of een oude Saroléa. Die kon ik nog op de kop tikken bij Guy in ’t Kafeeke, de huidige Chapeau. Die Saroléa was nog een van de drie grote Belgische motormerken uit Herstal. Ze waren befaamd omdat ze alle snelheidsrecords en -wedstrijden wonnen. Ik heb ook heel lang met BSA-machines gereden. De eerste beviel me, en dan kocht ik een zwaardere… Maar mijn grote liefde zijn toch de Moto Guzzi’s: daar heb ik nu een twintigtal modellen van staan, uit het hele gamma tussen de 49 tot 1.000 cc.
“Tja, wat doet een verzamelaar? Dingen verzamelen. Dan zag ik ergens iets staan, dan kocht ik weer bij. Nu staan er hier zo’n 65 bromfietsenen een dertigtal motoren. Ik heb nooit in motoren gehandeld, en bijna nooit iets verkocht. Nu ga ik stilaan mijn verzameling wat uitdunnen. Motoren waar ik geen eigen verhaal bij heb, of die ik dubbel heb, probeer ik van de hand te doen. Soms met pijn in het hart, dat wel. In de plaats daarvan wil ik mijn favoriete oude brommers in de oorspronkelijke kleuren terug hier te krijgen. En die Moto Guzzi’s, die kunnen ook niet weg. Die wil ik blijven verzamelen.”
Passie overbrengen
“Na mijn studies in de Zandstraat, ging ik in Antwerpen Diesel en Elektriciteit studeren. In het Rijkevorselse jeugdhuis Spiraal gaf ik wat hobbycursussen autotechniek: wat doe je met je reservewiel, hoe gebruik je startkabels… Ik vond dat heel plezant. Toen we trouwden, kon ik aan de slag als leerkracht autotechniek. In die school waren op enkele weken tijd al wat leerkrachten opgestapt. Vanaf dag 1 wist ik dat ik daar een tijd zou blijven. Ik heb de hele tijd in het onderwijs gestaan: in het dagonderwijs, het avondonderwijs, het deeltijds… Uiteindelijk gaf ik les in de Antwerpse Londonstraat, in de school waar ik zelf alles leerde. Mijn leerkrachten werden er mijn collega’s.”
“Van mijn hobby heb ik eigenlijk mijn werk gemaakt, en nu ik met pensioen ben, wordt het terug mijn hobby. Wel heb ik er heel de tijd ook mijn bijberoep van gemaakt: ik ben auto’s hier blijven herstellen, uit hobby maar ook om bij te blijven met de modernste technieken. Die passie probeerde ik mijn leerlingen door te geven. Je moet nu eenmaal bijblijven. Dertig jaar terug ging het verhaal dat er geen toekomst meer zat in de opleidingen autotechniek of carrosserie door de voorspelde evoluties in de sector. Nu hoor je dat weer. Maar op elektrische auto’s zitten ook nog banden en lampjes. En de basistechnieken van vroeger helpen ook nog altijd om te redeneren over problemen. In merkgarages vragen ze vaak hogeropgeleide afgestudeerden, maar er blijft werk voor iedereen; het hoeven niet allemaal ingenieurs te zijn.”
Aard van het beestje
“Maar dat verzamelen, daar ben ik nog niet mee klaar. Bij de Oude Belgen had je allerlei volkeren, en ik vermoed dat ik afstam van de verzamelaars. Naast die motoren, heb ik ook nog collecties van heel uiteenlopende dingen. Postzegels. Munten. Maar ook olieblikken, blikken sigarendoosjes, of emaille reclameborden. Niet dat ik er obsessief mee bezig ben, dat niet, maar ik kan die ook niet wegdoen.”
“Onlangs ben ik ook gestart met dingen te verzamelen rond de Westmalse Trappist. Niet dat ik daarvoor veel wil betalen: met wat schooien en sjacheren probeer ik wat dingen bij elkaar te krijgen. Ik vermoed dat ik dat ook van mijn vader meekreeg. Als boer moest je wat van alles kunnen: het weer voorspellen, tractoren in elkaar steken, metaal lassen, en handel drijven.”
“Eigenlijk zou ik mijn oude brommers wat moeten opmaken, maar de zin daarvoor is er nog niet helemaal. Gaandeweg zit ik opgescheept met een heleboel wisselstukken. Ik probeer die op ruil- en hobbybeurzen te verkopen. Het is wat moeilijk om ze op het internet te zetten: soms weet ik zelf niet wat er allemaal tussenzit. Maar hobbyisten weten goed wat ze zoeken. Laatst in Hasselt bleek dat ik een uitlaat van een Flandria Sport verkocht had, die ik eigenlijk zelf best had kunnen gebruiken. Achteraf vond ik dat wel triest, tja.”
Amai een mooi artikel.grtn Wim