Opinie

Eigen groen eerst! Een bo(o)saardige slogan?

De houtkap die momenteel op verschillende plekken in het bosgebied van Merksplas plaatsvindt, blijft niet zonder reacties van de lokale bewoners. Ze zijn verontrust. Op het eerste zicht lijkt het erg op een kaalslag. Er blijft een leeg en vooral “stammig” bos over. O wee de ree en het ander gedierte dat er zijn beschutting zocht.

Maar de aanwezigheid van grote machines in het anders zo rustige bos is niet het eerste feit. We zagen al dat de zogenaamde “exoten” op hun stam een ring van weggeschraapte schors kregen, zodat de saptoevoer werd onderbroken en een traag natuurlijk afsterven hun lotsbestemming wordt. Een weinig exotisch einde, maar goed.  

Een tussenfase?

Een antwoord vanuit het beleid kwam er onder meer in het artikel Bosbeheerwerken aan de ringgracht, dat eerder verscheen op merksplas.NU. Boswachter Bart Hoeymans van het Agentschap Natuur en Bos kwam er aan het woord. De kern van het verhaal is eigenlijk eenvoudig. We moeten ten eerste geduld oefenen omdat het huidige ietwat gestroopte bosuitzicht slechts een tijdelijk gegeven is. Het is een tussenfase naar een nieuw soort “waardevoller” bos. Dat nieuwe bos krijgt enerzijds terug ruimte en licht door het wegkappen van “exoten” waardoor een rijker palet aan inheemse flora kan ontstaan.

Daarnaast wordt er ook inheemse flora (o.a. inlandse eiken) aangeplant die een garantie biedt op een grotere biodiversiteit. Kortom, de toekomst die ons tegemoet komt, is die van een inheems bos dat rijk is aan biodiversiteit. Op de koop toe zal dit bos ook beter bestand zijn tegen de “klimaatverandering”. Wie kan er tegen zijn?

In- en uitheems

Dit alles deed me nadenken over de dubbelzinnigheid van de taal die we gebruiken om deze transitie van een “exoten-bos” naar een inheems bos te beschrijven. Het viel me op dat het taalgebruik erg lijkt op het taalgebruik in het huidige migratiedebat, maar dan toegepast op bosbeheer. Zo kunnen de exoten zonder veel moeite vervangen worden door de vreemdelingen, de allochtonen, de mensen van kleur, enz. Inheems staat dan voor eigen volk, eigen cultuur, identiteit en autochtonen. Alleszins voor alles wat hier eerst en oorspronkelijk was of minstens als zodanig wordt begrepen. Ook de verhouding tussen beide toont frappante gelijkenissen. De vreemdelingen verdrukken onze levenswijze, onze gebruiken, onze volkseigen identiteit die de als het ware de eeuwen doorstond en nu verwatert door de vermenging… 

bomenkap kolonie
foto: Dirk Raeymaekers

De twee kernwoorden die het hele verhaal bepalen, zijn binair. Het gaat over woorden met betekenissen die elkaar uitsluiten. Deze twee sleutelwoorden zijn: “exoten” en “inheems”. Als je het ene bent, kan je onmogelijk het andere zijn. En meer nog, als je overwegend het ene hebt, laat dat de uitgroei van het andere niet toe. Ze verdrukken elkaar als één van hen de overhand krijgt. Er ontstaat dus van in het begin een sterk polariserend verhaal. Wie onderdrukt nu wie? Dat is de hamvraag hier. Het blijken vandaag de exoten te zijn die de ontwikkeling van het inheemse bos tegenhouden en daardoor de biodiversiteit sterk in gedrang brengen.

Kolonie is constructie

Het is echter dat “inheemse en oorspronkelijke” dat me verwart. Twee concrete problemen rijzen hierbij. Ten eerste, wanneer in de tijd leggen we ons oorspronkelijk landschap vast? En vervolgens, waarom is een oorspronkelijker landschap waardevoller en richtsnoer voor de toekomstige ontwikkeling? Laten we dit eens toepassen op Merksplas Kolonie zelf.

Wie zijn geschiedenis kent, weet dat de kolonie in zijn geheel een volledig kunstmatige constructie is. Het is zuiver mensenwerk dat amper twee eeuwen oud is. Het is bij uitstek cultuur en geen natuur. Men heeft het gebied zodanig bewerkt, dat efficiënte landbouw in het kader van een landloperbeleid mogelijk werd. Zowel de huidige begroeiing als het dambordpatroon van dreven en velden zijn niet oorspronkelijk. Het oorspronkelijke heide- en vennengebied werd drastisch bewerkt. Eigenlijk is het vernietigd. Toch stellen we vast dat de oorspronkelijkheid hier niet zo doorweegt. Bij de kolonie is het “niet-oorspronkelijke” karakter geen bezwaar om het erfgoedmatig te bewaren, gebouwen én natuur. Als dat oorspronkelijk vennengebied met zijn inheemse loofbomen zo belangrijk is, dan zou de kolonie terug gegeven moeten worden aan de oorspronkelijke vegetatie. Weg met die dreven en weg met die velden. Terug heide en vennen. Maar die vaart loopt het dus niet. Integendeel, met wat geduld zal het kolonielandschap nog werelderfgoed worden. Maar zelfs dan is het nog niet van de baan. De oorspronkelijk aangeplante exotische eiken (de Amerikaanse eiken dus) in dat niet oorspronkelijke gebied moeten nu weg voor nog oorspronkelijkere inheemse eiken.

Biodiversiteit als eco-weegschaal?

bomenkap kolonie
foto: Dirk Raeymaekers

Maar zelfs als we de oorspronkelijke vegetatie vastpinnen op een heide- en vennengebied dan stelt zich de vraag waarom dan eigenlijk dat landschap. De geologische tijd begint toch niet met een heide- en vennengebied? Bij mijn weten begint in deze contreien alles met een landschap dat beheerst wordt door een ijskap. In dat landschap klinkt een inheemse eik wel heel exotisch. Het IJsboerke daarentegen, lijkt dan weer eerder op een zeer inheemse productienederzetting. Archeologisch materiaal over deze nederzetting ontbreekt voorlopig nog.  

Ten slotte kunnen we nog een stap verder gaan. Waarom is eigenlijk dat inheemse landschap dat we als oorspronkelijk hebben gekozen, zo waardevol en zo normerend? Bij de verantwoording lees ik vooral dat de inheemse loofbomen een grotere biodiversiteit met zich mee dragen. De biodiversiteit is een soort laatste oordeel dat de eco-weegschaal uiteindelijk doet kantelen ten voordele van “inheems”. Maar wat heeft een concrete lokale mens nu eigenlijk met die grotere biodiversiteit? Nooit heb ik het tekort aan biodiversiteit ervaren als ik door het koloniedomein en zijn bossen wandelde. In geen vezel van mijn lichaam was er een gebrek waar te nemen. Mijn bosbeleving was perfect. En daarmee zitten we bij een nog niet besproken dimensie van onze groene omgeving: de beleving ervan.

De bezoeker maakt het bos

De boservaring is de wijze waarop de bezoeker het bos ervaart. En net zoals er geen banale straten bestaan, bestaan er ook geen banale bossen. Het bos is nooit alleen maar een bos. Het is altijd ook “hoe ik het bos beleef”. Wandelaars doen hun wandeling niet voor niets langs dat ene padje in het bos. Het is juist dat padje dat ze willen, omdat het dikwijls samenhangt met emoties en gebeurtenissen in hun bestaan. Het bos vormt voor velen van ons de natuurlijke omgeving van heel wat gesprekken en stiltes, van vederlicht tot ondragelijk zwaar. Het bos is er en luistert altijd mee. Zo kan een hele oude “exoot” juist die boom zijn waar je terug rust en kalmte vond. Het is de onverwachte vreemdeling die er was en die je sedertdien koestert, de Samaritaan die zijn stam aanbood om tegen te leunen. Een bos is dus meer dan ecologie alleen. En dat meer dient mee in rekening gebracht te worden als men het over bosbeheer heeft.

Dit alles betekent niet dat ik de biodiversiteit zou wegwuiven. Zeker niet. Ik erken de noodzaak aan biodiversiteit om het globale ecosysteem in stand te houden. Maar in een dorp waar de wooneenheden en industrieterreinen als exotische paddenstoelen uit de grond komen, zie ik vooral veel groen kansloos verdwijnen. Ik zie bestaande achtertuinen tegen de lopende band in garageboxen veranderen. Bestaande tuinen zie ik veranderen in desolate zonovergoten gazons die gevrijwaard worden van vallende bladeren. Ik zie stukken bos bedreigd worden om nog meer industriezones te ontwikkelen.

Troostplek

En wat wordt er nu gecompenseerd aan bomen voor deze stille geruisloze kap die daar blijft plaatsvinden? Het principe “een boom voor een boom” wordt gepredikt, maar wordt het allemaal even strikt gecontroleerd? Is er een raadpleegbare boomboekhouding waarin voor elke gekapte boom een tegenboom wordt aangeplant? Is dit werkelijk een 1 op 1 verhaal?

In het licht van deze situatie zou ik de overlevende “exoten” nog een kans geven. Van deze exoten kan je tenminste nog zeggen dat ze er echt zijn. Maar ze zijn veel meer dan dat. Ze zijn een troostrijke groene plek voor iemand die met lede ogen de ontgroening gadeslaat. Voor iemand die vooral niet begrijpt waarom bomen moeten gekapt worden als er zoveel exemplaren genadeloos tegen de grond gaan.    

Opinies op merksplas.NU


In onze opinierubriek komen meningen aan bod van mensen uit Merksplas of die er een band mee hebben. Hun naam vind je netjes bij de titel. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud ervan.

Die meningen hoeven niet noodzakelijk die van de redactie te weerspiegelen.

Jouw opinie kan hier ook een plaats krijgen. We hebben daar wel spelregels voor.

4 reacties

  1. Beste Serge
    Prachtige vergelijking. De Kempense heikneuter moet 200 jaar geleden ook nogal gekeken hebben toen die exotische koloniepaddestoelen tussen de Bruyères van den Aept en den Bolck verschenen.
    Ondertussen kneuterde hij 200 jaar verder om van de schrale, halve heidewoestijn vruchtbare cultuurgrond te maken.
    Hier en daar had je een baron die het zich kon permitteren om grond te laten voor wat het was: schraal of beplant met parkbomen. Dat werd dan later Natuurgebied.
    Vandaag lijken de beleidsmakers en organisaties die openbaar natuurgebied inrichten veeleer bezig met een soort erfkundige inrichting van de natuur die niet in lijn ligt met het noodzakelijke waterbeheer dat de huidige klimaatverandering vraagt (lees:eist).
    De omvorming van cultuurgebieden naar de oorspronkelijke heide zou wel eens kunnen leiden naar een grote Kempense Sahara (cfr. Lommel).
    Bovendien heb je als telg van generaties wroetende landbouwers wel net pech dat je naast een nieuwe Natuurpuntbaronie ligt en je vermeende stikstofuitstoot inderdaad het opnieuw verschraalde heidegebiedje bedreigt.
    Is het daarom niet verstandiger, naar analogie met de ‘invoering van exotische plukkers’ om noodzakelijke werken in de land- en tuinbouw uit te voeren, dat we meer exoten planten om de natuur klimaatbestendiger te maken?

    In elk geval bedankt voor je bijdragen, ze verschaffen me steeds enorm leesplezier!

  2. Er wordt niks gecompenseerd!!! Natuur en bos en Natuurpunt moeten niet aan die regels voldoen. Ik weet niet hoeveel bomen er deze keer zijn uitgedaan maar op het Zwart Goor zijn er indertijd 3500 uitgedaan. Dennenbomen moesten weg omdat die honderd jaar geplant zijn als productiehout voor de mijnbouw. Er moest heide komen. Jaren heb ik met hartzeer en woede aangekeken tegen die kale vlakte. En moet je nog wat weten, de Groenen in Merksplas zouden dan nog willen dat de gemeente die bomen compenseert !!! Om je haren uit je hoofd te trekken van boosheid. Wie ze uitdoet moet ze compenseren!!!!!

  3. Een interessante uiteenzetting waar je het ‘denken’ en ‘voelen’ gelukkig naast elkaar geplaatst hebt.
    Als oudere bewoner van de bosrand kijk ik dagelijks met lede ogen naar het bos dat langzaam in transitie gaat. En ik citeer een fragment uit een gedicht van mijn echtgenoot : ‘Oude bomen sterven staande, tenzij ze door de mens worden omgelegd’.
    GROEN heeft zijn niet-transparante prijs. Ik mijn WEEMOED.

  4. Mijn groene hart bloedt…
    Met lede ogen kijken we toe hoe hectares van de typische -en toevallig mijn favoriete- bomen uit de Kempen gerooid worden. Hier op de Kolonie maar ook waar ik opgroeide; de Eksterheide en de Blakheide.
    Laten we dit dan gewoon gebeuren? …onze mening werd nooit gevraagd? Ben ik de enige die hier ongelooflijk verdrietig van wordt?
    In mijn hele leven heb ik elke vorm van extremisme proberen te weren. En totaal onverwacht keer ik nu ook Natuurpunt en mijn sympathie voor Natuur en Bos de rug toe. Het gaat gewoon niet meer. Ik kan niet verdragen hoe schijnbaar eenzijdige beslissingen worden genomen over kappen, over wolven, hoe ook elders wilde dieren worden uitgezet en bv. in Noord-Italië achteloos wordt omgegaan met de dood van een jogger, aangevallen door zo’n wild exemplaar en deze sympathieke beer vrijuit gaat, puur uit idealisme.
    Jullie zijn me kwijt. Daar waar ooit een kleine Greta in mij schuilde, voel ik het groene bloed uit mijn lijf wegsijpelen.
    Groen extremisme bestaat blijkbaar ook en ik vraag me oprecht af waar de grens ligt tussen gezond ingrijpen om de aardbol verder te helpen en het utopische denken vanuit schijnbare idealen.
    Ik sta op en hoor wekenlang motorzagen op de achtergrond maar oh zo vlakbij, rondom mij. Ik begrijp het niet. Mijn groen verstand is hier te klein voor.

    Mooie column, Serge.

Reageer

Back to top button