Gevangenismuseum Merksplas

200 jaar kolonie Merksplas – de Nederlandse periode

Het probleem van bedelaars en vagebonden is van alle tijden. Zeker in tijden van oorlog en armoede was er een overvloed aan mannen, vrouwen en kinderen die, door gebrek of tegenslag zonder middelen van bestaan kwamen. In de steden werd hier verschillende manieren op gereageerd.

Personen die, omwille van gebrek of ouderdom niet in hun onderhoud konden voorzien, konden rekenen op liefdadigheid en mochten zelfs bedelen. Vagebonden en vreemdelingen zonder inkomen werden met argwaan bekeken en was men liever kwijt dan rijk. Vanaf de 17de eeuw begon men die op te sluiten in tuchthuizen waar zij โ€˜dwangarbeidโ€™ moesten verrichten. In steden zoals Gent en Amsterdam bestonden er voor mannen rasphuizen en voor vrouwen spinhuizen. In een rasphuis werd o.a. tropisch brazielhout geraspt om kleurstof van te maken voor het verven van linnen.

In de Oostenrijkse Nederlanden werd voor het eerst een regionaal tuchthuis gebouwd in Gent (1773) waar diverse categorieรซn โ€˜criminelenโ€™ uit de regio werden opgesloten. Er waren aparte afdelingen voor bedelaars, landlopers, vrouwen, kinderen en kleine criminelen. 

Bedelaarsgesticht

Tijdens de Franse periode voorzag een keizerlijk decreet van 5 juli 1808 dat per departement een instelling voor bedelaars en landlopers zou opgericht worden. Voor het departement van de twee Neten werd hiervoor het voormalige dominicanenklooster in Mechelen gebruikt. Vanaf 1810 werd dit bedelaarsgesticht ondergebracht in het kasteel van Hoogstraten.  

De Maatschappij van Weldadigheid

Na 1815 behoort Belgiรซ tot het Koninkrijk der Nederlanden. Om het probleem van bedelaars en landlopers aan te pakken bedacht de Nederlandse generaal Johannes van den Bosch het plan om bedelaars en landlopers in landbouwkolonies onder te brengen waar zij in hun levensonderhoud kunnen voorzien en een beroep kunnen aanleren. Een Maatschappij voor Weldadigheid wordt opgericht voor het beheer en exploitatie van deze koloniรซn. In het Noorden werden er 5 kolonies ingericht: Frederiksoord, Willemsoord, Wilhelminaโ€™s Oord, Ommerschans en Veenhuizen.

In 1821 komt er in de Zuidelijke Nederlanden, het latere Belgiรซ, eveneens een Maatschappij der Weldadigheid. Deze zal twee koloniรซn exploiteren: vanaf 1822 een vrije kolonie in Wortel en vanaf 1825 een onvrije kolonie in Merksplas. 

In een memorie van prins Frederik, voorzitter van de maatschappij, stelt deze drie bijzondere doeleinden:

  1. onze behoeftige medeburgers ondersteunen en van deze behoeftigen welstellende burgers maken;
  2. braakliggende gronden ontginnen en ze aldus meerderwaarde bezorgen;
  3. aan de Staat de kans geven om te besparen op de sommen aan weldadigheidsinstellingen

De Maatschappij haalt haar inkomsten uit contributies van welstellende privรฉ-personen, gemeenten en steden. In ruil voor deze bijdragen kan men bedelaars en landlopers laten opnemen in de koloniรซn.

In Wortel worden de mensen ondergebracht in kleine boerderijtjes. Zij krijgen een voorschot in materiaal en vee en moeten in hun eigen onderhoud voorzien. Na verloop van tijd moet dit voorschot worden terugbetaald aan de Maatschappij en kunnen zij een boerderijtje in pacht nemen of terugkeren naar de regio van herkomst.

Kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid bij Wortel (litho Van den Eynde โ€“ 1822-1830 โ€“ (Rijksmuseum Amsterdam)

Merksplas is een onvrije kolonie waar landlopers en bedelaars worden ondergebracht in een centraal gebouw, dรฉpรดt genoemd. De discipline is hier strenger en men moet werken onder toezicht in werkhuizen, op de boerderij of in de bossen.

De aankoop van (gemeente)gronden voor deze kolonies verloopt zowel in Wortel als Merksplas niet zonder slag of stoot. Beide burgemeesters moeten verplicht worden door de overheid om deze gemene gronden te verkopen.

Op 4 juni 1824 wordt in Merksplas de eerste steen voor een bedelaarsgesticht gelegd door Benjamin van den Bosch, broer van Johannes. Het bedelaarshuis wordt een bijna exacte kopie van het centrale gebouw in Veenhuizen. Mannen en vrouwen leven en slapen apart. Er zijn slaapzalen en sanitaire blokken, ateliers en werkhuizen, een ziekenzaal met apotheek en een kapel. Men voorziet de bouw van 10 tot 12 grotere boerderijen met telkens 40 tot 50 hectare grond waar een veertigtal landlopers worden tewerkgesteld. Uiteindelijk worden er slechts vier grotere boerderijen gebouwd en een aantal kleinere schaapskooien, stallen en schuren waarvan sommige met een kleine woning. 

Reeds op 25 augustus 1825 opent het gesticht in Merksplas de deuren. Nog voor het einde van dat jaar verblijven zeshonderd bedelaars (mannen en vrouwen) in de nieuwe kolonie.

Plan du depรดt de mendicitรฉ prรจs de Merxplas-Rijkevorsel 1825 (Rijksarchief Belgiรซ)

De Maatschappij sluit in 1823 een contract af met de regering om jaarlijks gedurende 16 jaar duizend bedelaars en landlopers op te vangen in Merksplas tegen betaling van een jaarlijkse vergoeding van 73.500 fr. Deze vergoeding is integraal verschuldigd, ook als er minder dan 1.000 landlopers worden opgenomen. Na afloop van deze termijn zou de staat het recht behouden jaarlijks 1.000 bedelaars te plaatsen zonder verdere vergoeding. Ook gemeentebesturen die hun bedelaars naar de kolonies willen sturen, moeten een bijdrage betalen.

In Wortel blijft een deel van de boerderijtjes onbezet. De kolonisten die er verblijven kennen meestal niet veel van de boerenstiel en zijn niet gemotiveerd. Bovendien is de grond dermate schraal dat er niet voldoende opbrengst is om in het levensonderhoud te voorzien. Hierdoor slagen velen er niet in om hun schulden aan de maatschappij terug te betalen. In 1828 zijn de meesten al noodgedwongen ingeschreven als werknemers van de maatschappij en is de veestapel al terug overgenomen wegens verwaarlozing van de dieren. 

Ook in Merksplas blijkt het moeilijk om van stadsmensen boeren te maken. Het personeel heeft vaak niet de juiste vaardigheden om de bewoners instructies te geven en de ontginning van de heidegronden verloopt veel moeizamer en trager dan voorzien. De afgelegen ligging stelt ook problemen. Goederen en mest kunnen moeilijk aangevoerd worden en eventuele productoverschotten geraken niet in de steden.

De beste werkers kunnen na het verdienen van 25 gulden de onvrije kolonie verlaten. Hierdoor blijven na verloop van tijd de slechtste krachten achter in de koloniรซn. Omwille van al deze problemen slaagt de Maatschappij er niet in om rendabel te worden en stapelen de schulden zich op. 

Belgiรซ onafhankelijk

In 1830 wordt Belgiรซ onafhankelijk. De twee kolonies liggen plots in een ander land en de nieuwe regering is veel minder enthousiast over de ideeรซn van de Nederlandse broers Johannes en Benjamin Van den Bosch. In eerste instantie wordt er toch nog beslist om het project financieel te ondersteunen. De nieuwe koning Leopold wordt gevraagd om voorzitter te worden van de Maatschappij, doch deze antwoordt niet eens.

De nieuwe Belgische inspecteur-generaal voor de gevangenissen, Edouard Ducpรฉtiaux, stelt een plan voor om de beide koloniรซn te laten overnemen door de Belgische overheid. Dit wordt echter niet aanvaard en de situatie in Wortel en Merksplas verslechtert aanzienlijk. In Wortel worden gronden en boerderijtjes steeds vaker verhuurd aan boeren uit naburige gemeenten en bedelaars worden meer en meer teruggestuurd naar de gemeente of stad van herkomst.

Ook in Merksplas heersen bij momenten chaotische wantoestanden en de inrichting loopt stilletjes leeg.

Carte topographique des frontiรจres belges et hollandaises d’aprรจs le protocole de la confรฉrence de Londres du 20 janvier 1831 (Free Access โ€“ Rights Reserved ยฉ Copyright Royal Library of Belgium)
Overzicht van de getalsterkte van de bevolking in de koloniรซn van 1822 tot 1836

In Wortel zijn er 125 boerderijen gebouwd. In theorie kunnen er dus 1.000 kolonisten verblijven.

De boerderijtjes in Wortel geraken echter nooit allemaal bevolkt. In 1825 wordt het maximum van 579 bewoners bereikt. De jaren daarna daalt de bevolking tot 272 in 1836. 

In Merksplas wordt het maximum van 1.000 landlopers en bedelaars niet bereikt. Het hoogste aantal, 899 personen, wordt gehaald in 1827. Niettegenstaande het contract met de overheid vermindert de bevolking tot 258 in 1836. 

Opheffing zuidelijke Maatschappij van Weldadigheid

De Belgische regering stopt vanaf 1840 de financiรซle ondersteuning voor het project waardoor de situatie nog verergerd. Ze weigert ook een voorstel om de Belgische bezittingen voor 900.000 frank over te kopen van de Maatschappij.

Op 1 oktober 1842 wordt dan de zuidelijk Maatschappij van Weldadigheid ontbonden. De resterende 250 kolonisten moeten vertrekken. De Nederlandse prins Frederik, die nog veel geld tegoed heeft van de Maatschappij, koopt in 1846 de gronden in Wortel en Merksplas (1000 hectaren) terug voor 400.000 frank. In 1862 verkoopt deze de gronden en gebouwen aan particulieren uit West-Vlaanderen.

Aankondiging openbare verkoop van beide coloniรซn door notaris Noten – 1862

Op de boerderijtjes en in de gebouwen in Wortel en Merksplas blijven er enkele mensen wonen. Een deel van het dรฉpรดt in Merksplas wordt tijdelijk in gebruik genomen door de douane. Sommige van de boerderijtjes worden verpacht aan lokale landbouwers.

Het zal tot 1871 duren voor er opnieuw landlopers in Merksplas zullen verblijven.

Bron
Le Philanthrope (tijdschrift van de Zuidelijke Maatschappij van Weldadigheid - 1825 tot 1830)Colonies Agricoles, รฉcoles rurales et รฉcoles de rรฉforme pour les indigents, les mendiants et les vagabonds. Edouard Ducpetiaux, inspecteur gรฉnรฉral des prisons et des รฉtablissements de bienfaisance. (1851)De Zuid-Nederlandsche landbouwkoloniรซn door A.F. Eilerts De Haan, landbouwkundige (1874)Un Coin de La Campine (sa mise en culture par les colons et par les ย โ€˜sans travailย โ€˜ par Hubert Van Hulle, professeur honoraire ร  lโ€™ รฉcole dโ€™horticulture de lโ€™ร‰tat ร  Gand 1894Bulletin van het bestuur der strafinrichting maart-april 1966 โ€“ Monografie betreffende de strafinrichting te Merksplas. Armand Deroisy, professor in de geschiedenis.

Reageer

Back to top button