Dit is mijn waargebeurd verhaal dat zich situeert op mijn vijfjarige leeftijd in het eerste leerjaar. Ik was een onbezorgd kind dat plots begint te beseffen wat een grote zondaar er in mij schuilgaat. De invloed en draagwijdte van het onderwijs in die tijd bepaalde voor een groot deel het verloop van je verdere leven. Geen beรฏnvloeding van media of andere communicatiemogelijkheden om ook eens leuke dingen te ontdekken.
Ik keek toen nog met onbevangen ogen naar de wereld. Een kind dat wilde ontdekken en experimenteren. Tot de zuster van het eerste leerjaar mij abrupt uit mijn sprookjeswereld plukte. Ze was streng, dik, klein en vooral meedogenloos dominant. Luisteren, stilzitten, stokstijf staan, schrijven, rekenen en schuld bekennen voor alles wat je kon verkeerd gedaan hebben. Het was april en ik was net vijf jaar.
De eerste communie kwam eraan en dan moest je zorgen dat je zieltje net en rein werd. Met een biechtstoelbezoek kon je daar iets bekomen wat mij vooral angstig maakte. Uw binnenkant zou gereinigd worden van alle kwaad. En dan nog door de pastoor. Dagen voor dat ritueel bezoek werd een gewetensonderzoek georganiseerd in de klas met de gordijnen toe. “Dan kon je beter naar binnen kijken,” zei het nonneke. En hoe ik mijn best ook deed, ik kreeg geen binnenkant te zien. Een pakket van zonden werd opgesomd met onderscheid van doodzonden en dagelijkse zonden. Word daar maar eens wijs van als een onschuldig kind. Toen de non begon te stotteren en ook snel begon te praten voelde ik plots de interesse opborrelen. De doodzonden passeerden de revue. Onkuisheid was er daar รฉรฉn van. Met mijn beide handjes voor de ogen moest ik in mijn zieltje gaan speuren naar een onkuisheid. In de donkerte van dat heiligdom bespeurde ik wrede onkuisheden. Ik was al blij dat ik eindelijk iets gevonden had wat schromelijk verkeerd was. Ik telde hoe vaak ik dat bedreven had met argusoogjes.
De eerste biecht
De dag van onze eerste biecht brak aan, twee dagen voor de eerste communie. Met bevende knieรซn wachtte ik mijn beurt af in een rij misdadige kinderen. Ik knielde zondig neer in het houten meubel, met gebogen hoofd om de ernst ervan nog wat te benadrukken. Een gifgroen, groezelig gordijn zette mij in afzondering van de andere zondaars. De geur daarbinnen was niet te definiรซren. Maar fris ruikende stoffen waren niet in die ruimte. Een schurend scharniertje bracht mij uit mijn kinderlijke concentratie. De goddelijke warmte blies heiligheid in mijn gezicht. Nog even en ik was weer een zuiver kind dat eindelijk de hostie zou krijgen van een pastoor vanuit een kelk die uit het tabernakel kwam.
“Meneer pastoor, ik heb: drie keer gelogen, twee keer ongehoorzaam geweest en vijf keer was ik onkuis.” Het woord was eruit. Tijdens het diep gewetensonderzoek had ik ontdekt dat onkuis zijn wel heel erg zondig was. Ik verklaar die gedachtegang nader.
Op een vrijdag – die een vaste kuisdag was bij ons – kwam ik thuis van school en mijn moeder riep dat ik mijn schoenen moest uitdoen want dat de gang pas gekuist was. Met mijn slijkschoentjes was ik dus al – niets vermoedend โ de gang binnen gestapt. En dus kuisheid was in mijn onschuldig hoofdje weliswaar onterecht gerangschikt bij de doodzonden. En als je ineens dan vijf zonden biechtte, had je sowieso wat reserve opgebouwd vermoedde ik. Dan waren de nog ongebruikte zonden ineens ook al vergeven. Ik sloeg mijn oogjes neer ter bevestiging dat ik mijn leven wilde beteren. Boete doen wilde ik graag accepteren.
Ruilhandel
“Mijn kind ik vergeef je al uw zondenโฆ”, sprak de pastoor me vaderlijk toe en hij beaamde dat met een kruisteken. Tevens beboette hij mij in de gauwte met drie Weesgegroeten en รฉรฉn Onzevader als penitentie. Een schappelijke ruilhandel ter vergeving van mijn doodzonden heb ik dat altijd gevonden.
Ik ben vanaf toen nooit meer met vuile schoenen ergens binnen gegaan. En kuisen liet ik over aan anderen.
Mijn zielke was nu gezuiverd en na het bidden van de opgelegde straf kreeg ik vergiffenis. Nu kon ik met een zuiver hart verlangen naar mijn eerste communie.
Hemel en hel weggevaagd
Met een knipoog naar mijn eigen ouderwets verleden wil ik eigenlijk een link leggen met ons huidig gewetenonderzoek. Of althans het ontbreken van een doorgedreven onderzoek naar je eigen gedrag. Eigenlijk zou die biechtstoel een metafoor moeten zijn voor de nonchalance die tegenwoordig de enige heilige koe is geworden.
Alles mag en alles kan in het democratisch gegeven. En de echte eigen verantwoordelijkheid wordt al snel op een ander verhaald. Sommige politiekers en wereldleiders zijn daar ook zeer bedreven in.
Hemel en hellevuur zijn weggevaagd. En er is een personeelstekort bij rechtvaardige rechters om te straffen waar het moet. Qatar lonkt. Poetin hinnikt achterop. China zit in quarantaine. En hoe zeer ik in mijn kindertijd het overdreven schuldbesef werd ingelepeld, toch vind ik dat men het kind met het badwater heeft weggespoeld.
De leegloop van de kerken is een feit, maar de echte leer van die Messias gaf aan mensen een soort van moreel kompas waarbij goed en kwaad beter kon onderscheiden worden. In onze hedendaagse tijd zijn geld en macht een obstakel naar rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid.
Een biechtstoel in het parlement plaatsen is misschien te overwegen. Ik wil die in eer en geweten wel bevrouwen met kennis van zaken. De penitentie zal zwaar zijn. Onkuisheid zal meedogenloos bestraft worden: eeuwige opsluiting in de donkerste spelonk van je Zelf.
Amaai, Rit, ferm gedaan. Moet je meer doen, uw scherp geheugen neerschrijven.
Geweldige terugblik… met de muffe biechtstoelgeur, een mix van wierook en tabak, zweet en boenwas, … die plots komt bovendrijven.
Graag nog meer van die pareltjes.